Marit (23) kreeg door coronamaatregelen een terugval en belandde in de isoleer
- Nieuws
- Marit (23) kreeg door coronamaatregelen een terugval en belandde in de isoleer
Jongeren die opgenomen zijn in een ggz-instelling, hebben het tijdens de coronacrisis extra zwaar. Marit (23) zit in een kliniek en kreeg geen inspraak in de verandering van haar behandeling. “Ik mocht niet meer zelfstandig op het terrein lopen, geen bezoek meer ontvangen en niet meer met weekendverlof. Zelfs de pasjes waarmee ik voorheen zo in en uit de kliniek kon lopen, werden geblokkeerd.”
Sinds de uitbraak van het coronavirus, krijgt één op de vier cliënten, die eerst wel hulp ontving, of geen zorg meer of aangepaste zorg. En als de hulpverlening toch door kan gaan, moet de behandeling vaak aangepast worden. Slechts de helft van de mensen met psychische klachten mag daarover meebeslissen. Cliëntenorganisatie MIND deed onderzoek naar de veranderingen en kwam tot de conclusie dat zo'n 45 procent ontevreden is over het huidige contact met de behandelaar.
Vastgelopen in behandeling
Marit (achternaam bij redactie bekend) hoort bij de groep mensen die ook al vóór de coronacrisis hulp ontving. Ze zit in een kliniek omdat ze door een verkeerde diagnose was vastgelopen in haar vorige behandeling. Ze is jarenlang behandeld voor borderline, maar het bleek uiteindelijk autisme en een posttraumatische stressstoornis te zijn.
Marit is ontevreden. Toen het coronavirus uitbrak, werd haar groep strenge maatregelen opgelegd. “Het voelde alsof ik ineens op een gesloten afdeling zat, en dat gebeurde niet in overleg. De regels werden van hogerhand opgelegd en ondanks dat onze verpleegkundigen het niet eens waren met deze regels, moesten we ze toch naleven.”
NIET BLIJ MET BEELDBELLEN
Ook een deel van de behandelingen, groepstherapieën en dagbesteding gaat niet door. Sommige gesprekken gaan via beeldbellen, maar daar is Marit niet blij mee. “Het is erg afstandelijk. Bij een gesprek met mijn psychotherapeut waren er technische haperingen en problemen met het geluid. Toen hebben we de webcam aan laten staan en elkaar via de telefoon gesproken. Heel onhandig. Ik voelde me minder op mijn gemak dan in een gesprek waarin we tegenover elkaar zitten.”
‘FACE-TO-FACE STAAT VOOROP’
Mariëlle van den Berg werkt bij MIND en vertelt dat ze meer van dit soort signalen hoort uit ggz-instellingen. Terwijl de richtlijnen binnen de ggz juist aangeven dat groepsbehandelingen mogen en face-to-face contact voorop staat. “Ook is belangrijk dat beslissingen sámen met de cliënt worden gemaakt. Beeldbellen kan, maar elkaar zien in de behandelkamer werkt voor de meesten beter. Qua bezoek is het advies om geen verbod in te stellen, omdat dat grote mentale gevolgen kan hebben voor cliënten.”
Ook Trimbos deed onderzoek naar de stand van zaken bij hun ggz-panel. Daaruit blijkt dat maar 25 procent van de ondervraagden waarvan de behandeling doorging, eind april face-to-face contact heeft gehad. Van alle cliënten die nog wél contactmomenten hadden, was bij 56 procent het contactmoment gemiddeld korter.
Vier dagen in de separeercel
"Doordat ik minder hulp kreeg en er geen bezoek meer kwam, ging het bergafwaarts met me. Ik werd onrustig, en anderen in mijn groep ook. We staken elkaar een beetje aan. Dat zorgde ervoor dat ik suïcidaal werd en aan zelfbeschadiging deed. Om mij tegen mezelf te beschermen, moest ik vier dagen naar de separeercel. Dat is een soort isoleercel waarbij je ook speciale kleding krijgt waardoor je jezelf niet kan beschadigen.
Gelukkig gaat het nu beter met Marit. Sinds een week zit ze weer in haar normale kamer. Ook heeft ze te horen gekregen dat ze naar een beschermd wonen-groep gaat, voor jongeren met autisme. Dat geeft haar een goed gevoel. “Ik wil niet te vroeg juichen, maar het gaat de goede kant op.”
Nieuwe maatregelen
Sinds de versoepelingen van 11 mei is de kliniek waar Marit zit bezig met nieuwe maatregelen. “Sinds een week mag ik zonder begeleiding over het terrein lopen en dit weekend heb ik na een lange tijd weer mijn ouders kunnen zien."
Het is een stapje in de goede richting, maar nog niet genoeg, vindt Marit. “Ik mag nu nog niet met vriendinnen buiten de kliniek afspreken of een weekendje naar huis. Ook is er nog niet zoveel dagbesteding en zijn er minder (één op één) contactmomenten. Dat mis ik wel.”
De zorg anders inrichten
Waarom houden ggz-instellingen zich niet aan hun eigen richtlijnen? Als face-to-face contact zo belangrijk is, waarom wordt er dan nog steeds zoveel contact gelegd via beeldbellen? Mariska Siebring, woordvoerder GGZ Nederland, geeft in een schriftelijke reactie op onze vraag aan dat het tijd nodig heeft.
“Sinds 20 april zijn we bezig om ambulante zorgverlening en behandelingen via de klinieken weer op te schalen en face-to-face contact weer op te starten. We moeten de zorg anders inrichten dan we tot half maart gewend waren. Anderhalve meter afstand, schermen tussen personen en grotere ruimtes voor groepsbehandelingen of minder mensen op een groep. Dit kost tijd.”
Op de vraag waarom de helft van de cliënten niet mag meebepalen over de veranderingen van hun behandeling, geeft Mariska Siebring geen antwoord. Wel zegt ze dat overleg essentieel is. “Dat is nu júist belangrijk, omdat deze tijd vaak als extra onzeker wordt ervaren. Wij willen dit graag onderstrepen: niet voor niets is dit overleg ook opgenomen in de ggz-richtlijn. Wij roepen alle behandelaren op om dat gesprek te voeren. We nemen de onderzoeken van MIND en Trimbos zeer serieus en nemen de resultaten mee in onze overleggen.”
'Hulpverlening ggz loopt achter'
Mariëlle van den Berg van MIND snapt dat het tijd nodig heeft, maar volgens haar loopt de hulpverlening in de ggz achter. “Je ziet de samenleving overal op gang komen, maar in de ggz gaat dit nog traag. Uit een eerdere enquête van MIND bleek bijvoorbeeld al dat beeldbellen voor veel cliënten niet werkt. Toch blijft dit nog veel gebeuren, terwijl dat volgens de richtlijnen niet voorop staat. Uit de onderzoeken van MIND en Trimbos blijkt dat de ggz niet aansluit bij wat de cliënt wil. En dat moet veranderen.”
Marit hoopt dat bovenstaande stappen sneller gemaakt worden. "Ik hoop dat de kliniek onze groep in het vervolg meer betrekt bij de beslissingen die worden genomen. Dat voorkomt dat mijn groepsgenoten en ik onrustig worden en psychische klachten verergeren."